Zwaardere lasten voor vastgoedbeleggers

Op Prinsjesdag 2022 presenteerde het kabinet een aantal fiscale plannen die van invloed zijn op beleggers in vastgoed. Door de al eerder verschenen publicatie in de voorjaarsnota, waren een deel van deze plannen al bekend. Maar er zijn meer ontwikkelingen die van betekenis zijn voor vastgoedbeleggers. Hieronder leest u meer over de financiële en fiscale ontwikkelingen voor beleggers in vastgoed in 2023 en de jaren daarna.

1. Verhoging van de overdrachtsbelasting

Wanneer u een pand koopt dat u niet gebruikt als hoofdverblijf, is het tarief van de overdrachtsbelasting momenteel 8%. Dit tarief gaat op 1 januari 2023 omhoog naar 10,4%. Het maakt dan niet uit of het om een woning gaat of om een ander pand. Het is ook niet van belang hoeveel woningen u heeft. Deze verhoging van het algemeen tarief moet meer ruimte op de koopwoningmarkt creëren voor starters en doorstromers.

2. Actualisering van de leegwaarderatio

De belasting in box 3 wordt in beginsel berekend over de WOZ-waarde van een pand. Deze WOZ-waarde wordt lager vastgesteld, wanneer u een woning verhuurt en uw huurder recht heeft op huurbescherming (bijvoorbeeld bij een huurcontract voor onbepaalde tijd). De achterliggende gedachte daarbij is, dat een verhuurde woning minder waard is dan een niet verhuurde woning. De korting op de WOZ-waarde is afhankelijk van de verhouding tussen de WOZ-waarde en de huurinkomsten, men noemt dit de leegwaarderatio. De leegwaarderatio levert u een belastingbesparing op in box 3. De korting op de WOZ-waarde liep soms op tot wel 55%.

Vanaf 2023 versobert het kabinet de leegwaarderatio. Dit betekent dat u vanaf 2023 veel minder korting krijgt op de WOZ-waarde (maximaal maar 27%). De korting vervalt zelfs helemaal bij verhuur aan familie. Door een hogere WOZ-waarde zal de belastingdruk bij verhuurde woningen in box 3 flink toenemen.

3. Aanpassing box 3-stelsel

a. Tijdelijke invoering forfaitaire spaarvariant
In het coalitieakkoord van het kabinet is afgesproken om een nieuw box 3 stelsel te introduceren, waarbij het werkelijke rendement (inkomsten én waardeontwikkeling) wordt belast. Onder andere door systeemtechnische problemen bij de belastingdienst zal dit nieuwe box 3 stelsel pas in 2026 ingaan. In de overbruggingsperiode tussen 2023 en 2025 wordt een nieuwe forfaitaire berekening in de wet opgenomen, op basis van uw werkelijke vermogensmix. Een belangrijk verschil met de  huidige regeling is dat forfaits toegepast worden op uw werkelijke vermogensmix. Een vermogensmix kan bestaan uit spaargelden, schulden en overige bezittingen. Er worden verschillende forfaitaire rendementen toegekend. Dit is voor spaargeld 0,01% (2022), voor schulden 2,46% (2022) en voor overige bezittingen 5,53% (2022). De forfaitaire rendementen voor 2023 worden nog aangepast.

b. Meer belasting bij gefinancierd onroerend goed
Door de invoering van de forfaitaire spaarvariant gaan vastgoedbeleggers die onroerend goed met een lening hebben gefinancierd meer belasting betalen.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken

Stel, u verhuurt als partners een woning van € 1.000.000 die u heeft gefinancierd met een lening van € 600.000 en er is geen ander box 3 vermogen. Dan was voorheen de basis voor de vermogensrendementsheffing € 400.000 (immers € 1.000.000 – € 600.000). Na aftrek van de partnervrijstelling van circa € 100.000 was globaal € 300.000 belast. Hierover betaalde u grofweg € 3.240 (1,9% x 31% x € 100.000 en 4,5% x 31% x € 200.000) vermogensrendementsheffing.

Na invoering van de forfaitaire spaarvariant in 2023 wordt de berekening anders. In onderstaande stappen wordt deze berekening uitgelegd.

  1. Bereken eerst het rendement op uw vermogen. Over de woningwaarde van € 1.000.000 wordt een forfaitair rendement van 5,53% geheven. Dit is € 55.300. Het forfaitaire rendement (2,46%) van de schuld is € 14.760. Het totale forfaitaire rendement (van uw bezitting min uw schuld) is dan € 40.540
  2. Bereken uw vermogen. Het vermogen is € 400.000 (€ 1.000.000 – € 600.000)
  3. Bereken het rendementspercentage. Dit is € 40.540/€ 400.000 = 10,1%
  4. Bereken de grondslag voor sparen en beleggen. Dat is de woningwaarde min de schuld en min het heffingsvrij vermogen. Dit is circa € 1.000.000 – € 600.000 – € 114.000 = € 286.000
  5. Bereken het voordeel uit sparen en beleggen, dit is circa € 286.000 x 10,1% = € 28.886
  6. Over dit vermogen betaalt u in 2023, 32% belasting (32% x € 28.886), dat is globaal € 9.240

U ziet dat in dit voorbeeld de belastingheffing met grofweg € 5.940 toeneemt in 2023. De wetswijziging betekent een lastenverzwaring van globaal 1% over het schuldbedrag in box 3. Overigens is voor de overzichtelijkheid het effect van de hiervoor besproken leegwaarderatio niet meegenomen. Maar hierdoor zal de daadwerkelijke belastingverhoging voor deze vastgoedbelegger waarschijnlijk nog wat groter zijn

c. Een hoger belastingtarief in box 3
Naast de wijziging die belastingheffing laat aansluiten bij de werkelijke vermogensmix, wordt het belastingtarief over inkomen uit het vermogen verhoogd van 31% (2022) naar 32% (2023) tot 34% in 2025. Ook deze maatregel verhoogt de belastingdruk voor vastgoedbeleggers in box 3.

4. Excessief lenen van de eigen bv

Sommige vastgoedbeleggers hebben een bv waarvan ze geld lenen om daarmee in box 3 te beleggen in vastgoed. Door het geld te lenen van de bv en het niet als dividend uit te laten keren, kan belastingheffing in box 2 worden uitgesteld. Het kabinet gaat deze mogelijkheid ontmoedigen en heeft een wetsvoorstel ingediend, waardoor vanaf 1 januari 2023 aandeelhouders die meer dan € 700.000 lenen van hun eigen bv, inkomstenbelasting in box 2 gaan betalen. Over een schuld die groter is dan € 700.000 wordt over het meerdere inkomstenbelasting geheven. Eigenwoningleningen (box 1 leningen) die door de bv zijn verstrekt, tellen overigens niet mee voor de berekening van de excessieve leningen.

5. Veranderingen voor box 2 beleggers

De hierboven bedoelde inkomstenbelasting in box 2 bedraagt nu 26,9%. Het kabinet wil vanaf 2024 twee belastingschijven introduceren in box 2. Tot een dividend van € 67.000 (€ 134.000 voor fiscale partners) geldt het basistarief van 24,5% maar voor alle dividend daarboven geldt het hogere tarief van 31%. De vastgoedbelegger die in de bv belegt, krijgt te maken met deze aanpassing van de belastingheffing in box 2 op het moment dat de bv dividend uitkeert.

Daarnaast wordt op 1 januari 2023 de winstgrens voor het lage vennootschapsbelastingtarief verlaagd van € 395.000 naar € 200.000. Het lage tarief voor de vennootschapsbelasting stijgt van 15% naar 19%. Indien de winst hoger is dan € 200.000 wordt over het bedrag boven de winstgrens 25,8% belasting geheven.

6. Verduurzamen

Om Nederland steeds duurzamer te maken, is het vanaf 1 januari 2023 verplicht om als kantoor dat groter is dan 100 m2, een energielabel C te hebben. Wanneer een kantoor nog niet aan deze milieu eisen voldoet, mag het niet meer als kantoor gebruikt of verhuurd worden. Ook voor de verhuur van slecht geïsoleerde woningen (met energielabel E,F of G) komt er in 2030 waarschijnlijk een verhuurverbod. Beleggers in vastgoed worden daarom sterk gestimuleerd om panden te (gaan) verduurzamen.

7. Andere maatregelen

In verband met de krapte op de woningmarkt en kansen voor starters en jongeren, wil minister De Jonge het middensegment van de huurmarkt gaan beschermen. Naast de dit jaar ingevoerde opkoopbescherming (zelfbewoningsplicht), zit er een verdere begrenzing van de huurindexatie aan te komen. Tevens wil het kabinet het zogenaamde woningwaarderingsstel ook gaan toepassen op woningen in de middenhuur. Op dit moment vallen alle woningen boven de sociale huurgrens van € 763,47 (2022) in de vrije sector. Het is de bedoeling dat per 1 januari 2024 ook voor nieuwe huurovereenkomsten in het middensegment een maximale huurprijs gaat gelden. De bovengrens is nog niet bekend, maar zal tussen een huur van € 1.000 tot maximaal € 1.250 per maand komen te liggen.

Bron: financialfocus.abnamro.nl